Het was de laatste strohalm die we in Arnhem (1.25 + 10 pppp; jeugdtempo) moesten pakken. Als onze concurrent zou winnen was het gedaan. Als zij zouden gelijkspelen dan moesten we met 5,5-0,5 winnen. Met de wetenschap dat we Geurt in het ziekenhuis achter moesten laten wisten we dat de kans op een "vijfeneenhalfje" klein zou zijn. Ook het jeugdtempo kon met name onze 1e bordman niet bekoren. Deze vond ook dat we niet te vroeg remise moesten geven. Maar wat zijn goede voornemens waard? Na een half uur viel mijn vals gebit bijna uit mijn mond (bijna want ik heb geen vals gebit), toen ik zag dat Pieter accoord ging met remise.
Dat ging als volgt: "Mijn partij tegen naamgenoot Pieter van der Zwan had weinig om het lijf. Met wit speelde hij een variant waarbij ik remise kon maken door zetherhaling. Om mijn slechte seizoen niet nog verder te verpesten koos ik hiervoor. Ik kon mij de voortzetting, waarvan ik wist dat het via een smal pad goed is voor zwart, niet meer herinneren en ook niet achter het bord vinden. Remise in 11 zetten, ik ben er niet trots op." (Nee de teamcaptain ook niet, Pieter.) Dit was 0,5-0,5. De rest diende gewonnen te worden. De messen - met bloedgleuf - werden nog even bijgeslepen en op tafel gelegd.
Ik liep even rond en zag dat het goed ging. Peter had als eerste de vis op het droge: "Na de opening wist ik mijn dame voor de koningsstelling van mijn tegenstander te positioneren en een pionnetje te winnen. Doordat zijn koningsstelling open lag kon ik met mijn toren zijn koning bestoken en via een penning een toren winnen. Mijn tegenstander ondernam nog een tegenaanval met K-T-L maar die wist ik met Tf1 tijdig te pareren. Mijn vrije b-pion wist daarna te promoveren tot dame en die besliste de partij met een onontkoombaar mat in twee."
Kort daarop kon Henk een prachtige invalbeurt bekronen: "Voor mijn invalbeurt kreeg ik van de teamleider te horen, dat er een kleine kans was op het kampioenschap. Als we met zoveel zouden winnen en een ander team zou verliezen. Ik hou niet van die druk, dus ik zei bij binnenkomst gelijk dat het niets zou worden vanavond. In de partij ging het echter goed. Met zwart vanaf een zet of vijftien stond ik prettig. Rond zet 23 zag ik dat mijn tegenstander toch nog kansen had. Was even bang dat ik toch richting remise ging, moet genoeg materiaal overhouden. Mijn tegenstander zette in op materiaal afruilen, maar overzag een schaak met stukwinst. Kortom bij de 27 zet gaf hij op."
Hierna volgde Rolf die bezig was met het seizoen van zijn leven! Dat was dus 3,5-0,5. De captain stond ook goed. Mijn tegenstander was enigszins teleurgesteld dat hij niet tegen Geurt kon spelen. En dat kan ik me indenken. Altijd leuk om tegen je (klein)kinderen te kunnen zeggen: Ik heb nog tegen Geurt Gijssen gespeeld! In de Panov variant van de Caro-Cann kon ik een pion op een goede plek (c5) positioneren, waarna mijn paard op b6 geacht werd dood en verderf te zaaien. Zwart kon onder de druk niet goed opereren, hetgeen leidde tot een steeds betere stelling voor wit. En zoals dat dan gaat kan zoiets ook nog materieel voordeel opleveren. Hetgeen geschiedde. En al toverde zwart nog een aantal goede varianten uit de hoed uiteindelijk bleek het gevecht te eindigen in wits voordeel: 4,5-0,5.
Intussen was de stand bij De Toren (onze concurrent) al zodanig dat van een kampioenschap geen sprake meer kon zijn. Toch hield het team vast aan de 5,5 queeste. Nog 1 flinke jaap diende er uit gedeeld te worden. Dat lieten we gaarne aan Jaap zelf over: "Aan het 4e bord speelden Herman de Munnik (zwart) en Jaap van Gelderen een bescheiden Pirc-verdediging. De rest van de partij speelden zij voorzichtig verder, zoals egeltjes plegen te spelen (heb ik wel eens gehoord). Totdat wit een paard kon offeren voor een aantal pionnen en daarmee een gewonnen stelling bereikte."
Zo werd wel het beoogde resultaat behaald, maar het leverde slechts een troostprijs op. Jammer! Want we hebben getoond dat we te sterk zijn voor de 3e klas.
|
|