De eerste schrijfoefeningen van kinderen hebben vaak iets ontroerends. Ze maken tekens die slechts rudimentair iets met het alfabet te maken hebben. Soms lijken hun letters op runentekens of op een geheim spijkerschrift. Het begin van schrijven gaat ook gepaard met doorhalingen, strepen, inktvlekken en het negeren van kantlijnen en op een rechte lijn moeten blijven. Lief geknoei en veel onleesbaarheid. De individualiteit van de jonge schrijver is nog niet getemd door het schoolsysteem. Resultaat: visuele verrassingen op papier. Ik mag er graag naar kijken.
Zoiets dergelijks ervaar ik ook als ik mijn oude schaaknotatieboekjes doorblader. Deze bewaar ik al jaren, gooi ze nooit weg. De oudste zien er verfomfaaid uit. Als ik ze doorneem kom ik echter leuke partijen tegen die ik gespeeld heb tegen overleden dierbare SMB-ers als Willem Dentz, Jaap Schuld, Cas Aubel, Evert Niessen, Hans Pots.
Los daarvan, het zijn een soort schaakdagboeken. Ik ervaar op papier weer de ingedikte speelemotie van een oude partij; ik zie vraagtekens in de kantlijn, omcirkeling van bepaalde zetten en korte typeringen aan het eind van het notatieblad. Maar vooral geknoei en doorhalingen van zetten. Meestal na de 20e zet van een partij, wat een zichtbare neerslag en illustratie is van de opgebouwde partij spanning.
Regelmatig schrijf ik teamverslagen van de gespeelde externe partijen van SMB 2. Er zijn teamleden die me na hun partij heel kort de strekking van hun partij vertellen en me vervolgens hun notatieblaadje in de hand duwen met de opmerking: "Zoals je in de partij kunt zien, etc, etc." En je de boodschap geven: "Maak er een mooi verslag van."
Makkelijker gezegd dan gedaan. Mijn eigen handschrift kan ik nog wel ontcijferen als ik rommelig heb genoteerd, maar sommige van mijn teamleden hebben handschriften in steno en ook bij hen tref je geknoei en gebroddel in de notatie. Overgeslagen zetten, pijltjes, strepen, onleesbaarheid, krassen, een lekkende of haperende pen, onduidelijke uitroeptekens.
Wel geruststellend en troostend. Ik ben niet de enige die in de notatie knoeit en vergissingen maakt. Helemaal de kluts kwijt raken in de notatie komt ook voor. Een speler vergeet, lopende de partij, een zet te noteren en voegt zijn vervolgzetten in de rubriek van de andere speelkleur. De witte en zwarte zetten staan op de notatie verwisseld. Erg handig als je na de partij wilt analyseren. Inmiddels voel ik me een geoefend codekraker bij het "lezen" van notatiebiljetten. Ik kom er meestal (zij het hoofdschuddend) wel uit.
Het is niet alleen de spanning in een partij die de fouten veroorzaakt. Gebrek aan concentratie of simpel wegdromen zorgen voor menige schrijffout of "missing link". Gedachten gaan soms gewoon met je op de loop en nemen je pen over. Ik speelde bijvoorbeeld een partij en hoopte met zwart Siciliaans te spelen (c7-c5). De witspeler opende met e2-e4. Ik noteerde zijn beginzet op de notatie als c7-c5, de zet die ikzelf wilde gaan spelen, die zet zat in mijn hoofd en wilde eruit. Zo kan ik veel fouten herleiden tot "wishful thinking". Zeker bij tijdsdruk is noteren helemaal een crime.
Ik heb me voorgenomen beter te gaan noteren. Nauwkeurigheid en accuratesse horen bij het schaakspel. Dus, afgelopen dinsdagavond op de clubavond bij mijn schaakpartij extra veel aandacht besteed aan het noteren. Elke zet nauwkeurig uitgevoerd op het papier. Klopt het? Controle, ja het klopt. Het werd een lange partij van 69 zetten. Na 3 uur spelen was ik nauwelijks nog bewust met de notatie bezig. Ik dacht "remise halen", ik dacht "volhouden", ik dacht "ik ga verliezen". Thuis speelde ik de partij na. Ik dacht 0 fouten te hebben in de notatie, bleken het er toch nog 5 te zijn. Noteren is en blijft een kunst.
Frans Drummen
|
|