Uit een van mij recente partijen: Ik kan een vijandelijke pion slaan maar volgens mijn berekening is dat naar alle waarschijnlijkheid een vergiftigde pion. Mijn tegenstander krijgt door het offeren van de pion vrij baan voor een dubbele koningsaanval. Ik reken alles nog eens heel goed door. Trek daar ruim 10 minuten denktijd voor uit en kom tot de conclusie dat het beter is deze pion niet te slaan. Plots zie ik dat mijn tegenstander zijn mondhoek krult (lacht hij mij uit?) en ik meen een superieure blik in zijn ogen te ontwaren. Dit irriteert me. Ik besluit, en wel in een fractie van een seconde, de pion toch te slaan. "Laat maar zien ook" is mijn overheersende gedachte. Ik verloor uiteindelijk deze partij, uiteraard door het slaan van die pion.
Hier is sprake van handelen tegen beter weten in:
| | Was het een moment van zwakte van de wil waardoor ik deze schaakzet deed die ik eigenlijk, vanuit mijn verstandelijke berekeningen, niet wilde doen?
| | | Ging mijn emotie zijn eigen gang en heb ik gewoon onvoldoende controle over mezelf?
| | | Liet ik mijn handelen puur bepalen door een directe primaire actie op korte termijn?
|
Het najagen en de mix van korte termijn- en lange termijn doelen zorgde in ieder geval voor verwarring in mijn handelen. Korte termijn: ik wil de tegenstander meteen afbluffen en laten zien dat ik de strijd aandurf. Lange termijn: ik wil de partij winnen. Dit botst dus.
Ik ben geen filosoof, maar met mijn boerenverstand kom ik tot de conclusie dat in het schaakspel de ratio het eigenlijk zou moeten (in de betekenis van "behoren") te winnen van de emotie. Het diep kunnen rekenen en doorrekenen. Daar heb je voordeel van als je schaakt, niet van "het impulsieve zetten". En toch gebeurt dit laatste aan de lopende band. Verwarring in het denken en doen. Je analyseert goed en doet vervolgens toch plompverloren het verkeerde.
| | Marmeren Romeinse buste van Aristoteles, naar een eerder bronzen Grieks voorbeeld (330 voor Christus) staat in het Palazzo Altemps, onderdeel van het archeologisch museum in Rome. Foto: Giovanni Dall 'Orto |
|
|
Waardoor komt dat? Een kennis van mij die filosofie studeert attendeerde mij op de Griekse term "Akrasia". Ik kende deze term en het begrip niet. Het kan vertaald worden als: "handelen tegen beter weten in". Het begrip dekt aardig de lading van mijn recente verknoeide schaakpartij.
Mijn vraag blijkt al heel oud. In het oude klassieke Griekenland hebben heel wat filosofen er al menige woordenwisseling over gehad en theorieën er over verkondigd.
De Griekse filosofen Socrates en Aristoteles werden hiervoor door mijn kennis aangehaald. De beide genoemde filosofen (ongeveer 350 voor Christus) hadden een verschillende verklarende theorie. Socrates is van mening dat niemand willens en wetens dingen en zaken doet die in zijn nadeel zijn. Iedere persoon zal zijn doel nastreven op de best mogelijke manier. Daden die je niet goed doet hangen gewoon samen met het feit dat je niet alle feiten en gegevens kent om een juiste (de beste) afweging te maken.
Lijkt logisch maar toch distantieert Aristoteles zich van die stelling. Hij gaat veel meer uit van de praktijk en vindt intuïtie, emotie en persoonlijk karakter toegevoegde kernmerken hierbij. De rede, het verstand, wordt dikwijls opzij gedrukt door deze gevoelsemoties. Hij ervaart de mate van balans tussen ratio en emotie bepalend bij het menselijke handelen. Ook bij het maken van de foute keuzes is dit doorslaggevend. Hulde aan deze man. Ik ervaar Aristoteles door deze gedachten als de eerste schaaktheoreticus want bij het schaakspel is er een voordurende strijd aan de gang tussen "helder denken" en "troebele instincten". De echt goede schakers weten de troebele instincten beter onder de duim te houden dan de huis-tuin-en-keukenschaker. Dat is de essentie van "het beter zijn".
De computer kent geen emotie of gevoelserupties en is puur rechtlijnig in zijn denken en doen. Die is dus duidelijk en permanent in het voordeel bij het schaken. Akrasia en computers gaan niet samen. Maar toch, ik weet bijna zeker dat Aristoteles over "die moderne dingen" minachtend zijn schouders opgehaald zou hebben. Een filosoof is gebaat bij tegenstrijdigheid en complexe chaos. Het schaakspel leent zich daar uitstekend voor. Daar zou Aristoteles vast van gewatertand hebben. Dus niet getreurd, de blunder, de stomme zet, het maakt je mens. Akrasia en schakers zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en veroordeeld.
Filosoof Frans, leerling van Aristoteles
|
|