Tijdnood

Schaakbeeld 39, zaterdag 22 januari 2011
Een kluitje mensen staat te dringen rond een tafel. Daar zitten twee schakers, het hoofd diep tussen de handen. Die schieten beurtelings uit en slaan op de schaakklok. Dan weet je zonder dichterbij te komen hoe laat het is: tijdnood!

De tijdnoodfase is de meest enerverende van een schaakpartij. Dat in schrille tegenstelling tot de beginfase: d4, of e4, soms c4, of heel iets anders. De zet wordt achteloos gedaan. De speler kijkt ongeinteresseerd bij wat hij doet. Ook bij de tegenstander kan hij geen interesse opwekken. Ze kijken allebei een beetje in het rond en zwaaien soms naar een late binnenkomer. Heb je dat ooit zien gebeuren in tijdnood? Er zijn schakers die uitsluitend van de laatste vijf minuten van een partij houden. Soms slaan ze zelfs de rest van de speeltijd over. Dat noemen ze dan snelschaak, of, als ze tot de iets trageren behoren, rapidschaak. Merkwaardig eigenlijk dat snelschaak, in de moedertaal, sneller gaat dan rapidschaak. Waarschijnlijk weten ze niet dat rapid en snel precies hetzelfde betekent. Daar moet je ook niet moeilijk over doen. Maar hoe kort de speeltijd ook is, je zult in die gevallen nooit iemand over tijdnood horen klagen, afgezien van het feit dat klagen in dat stadium veel te veel tijd zou kosten. Als je twee uur voor een partij hebt, en je hebt nog maar een paar minuten over, dan heet dat tijdnood. Maar als je voor een hele partij maar vijf minuten krijgt, of zelfs tien, dan is van tijdnood geen sprake.

Je hoort wel eens: nood breekt wet. Zou dat ook voor tijdnood gelden? Het zou mooi zijn: tijdnood breekt wet! Dan kun je naar believen de regels opzij schuiven. Tijdnood breekt wel een beetje de schaakwetten. Zo hoef je bijvoorbeeld de zetten niet meer te noteren.

Bij belangrijke partijen komt daarvoor speciaal een gewichtige functionaris, die alle omstanders opzij duwt en van dichtbij de zetten van de spelers noteert. Geloof maar niet dat hij dat werkelijk doet. Het is echt niet bij te houden. De functionaris zet alleen maar streepjes, zodat achteraf kan worden vastgesteld of er binnen de resterende tijd voldoende zetten zijn gedaan om het vereiste aantal te halen voordat de vlag valt.

Dat is overigens een van de aardigste uitdrukkingen in het schaakjargon: het vallen van de vlag. Of de variant daarvan, nog aardiger: door de vlag gaan. Jammer dat de schaakbond met dat spectaculaire moment in het schaken niet meer doet! "Vanavond spelen Loek en Luuk tegen elkaar. De vendelzwaaiers zijn vanaf 23.00 uur in de zaal aanwezig. De vlag zal vallen om uiterlijk 24.00 uur. Het is nog niet bekend wie van de twee spelers deze avond door de vlag zal gaan. Toeschouwers bij dit heraldische gebeuren dienen uiterlijk een kwartier daarvoor aanwezig te zijn. Geen mobieltjes."

Toen ik voor het eerst hoorde van "door de vlag gaan" dacht ik aan een circusact. Een brullende leeuw die door een brandende vlag gaat springen. De meeste schakers zijn bang voor de vlammen. Daarom eindigen de meeste schaakpartijen niet op die manier. Maar gewone tijdnood is ook geen pretje. Ik ken veel spelers die liever tijdig opgeven dan in tijdnood komen. En als de tijdnood eenmaal is ingetreden, spelen zich de meest merkwaardige zaken af. Hoogst verbazingwekkend vind ik die schakers die in tijdnood bijna onafgebroken op de klok blijven zitten kijken. Dus niet heel geconcentreerd op het bord, in een poging binnen de resterende tijd de nodige zetten te doen. Maar nee, ze zijn helemaal in de ban van de klok die zich naar het einde spoedt. En wanneer de vlag valt, steken ze die in brand en gaan ze er doorheen. Einde van de partij. En van de tijdnood.

Tekst: Cas Aubel
Illustraties: Frans Drummen

Volgende aflevering: Transformatie van de dame