Al vanaf mijn tiende had ik steevast een dolle toren op mijn verlanglijstje staan. Ik wist wel niet wat dat was, maar dat hoefde ik ook niet te weten. Een dolle toren leek mij zonder meer zeer begerenswaardig. Na jaren kwam ik er achter dat Dolle Toren in de carnavalstijd de naam was van een schaakvereniging ergens in het Zuiden, in Maastricht of in Den Bosch, ik haal die plaatsen altijd door elkaar. De leden moesten zich dan allemaal verkleden als schaakstukken. Wie de fraaiste vermomming had, werd uitgeroepen tot Dolle Toren en kreeg de leiding bij het carnavalstoernooi. Hij kon dan zelf weliswaar niet meespelen, maar werd automatisch tot winnaar van het toernooi uitgeroepen. De prijs? Inderdaad, een dolle toren. Een dolle boel, dolle pret!
Dat zeiden tenminste de leden van die vereniging. Deze ziekte heeft zich gaandeweg steeds meer verspreid. Het is zo ver gekomen dat carnavalsdinsdag als een soort nationale feestdag is gaan gelden. De locatie waar mijn schaakvereniging pleegt te spelen is die avond voor schakers gesloten. Misschien kun je stiekem binnenkomen als je je als dolle toren vermomt. Maar denkt niet dat je dan kunt schaken. De pionnen vliegen je met honderden om de oren, en de gewijde schakersstilte is vervangen door barbaarse geluiden.
Nog weer later, veel later, kwam ik er achter dat een dolle toren voor schakers een heel serieuze zaak is. Er is sprake van een dolle toren, zo werd mij geleerd, als een toren voortdurend schaak kan geven, terwijl het pat zou zijn als hij zou worden geslagen. Een beetje kleffe bedoening, zo blijkt bij nadere studie. De toren dringt zich bij elke zet op aan de koning van de andere partij, en blijft alsmaar tegen deze aanschurken en probeert aan hem te plakken. Ik vind dat dit eigenlijk niet kan!
Op het gebied van schaakbijzonderheden ben ik geen specialist. Zo zou ik graag weten of er ook dolle koningen bestaan, en dolle dames, dolle lopers, dolle paarden en dolle pionnen. Dolle dames, door sommigen gekke meiden genoemd, daar kun je je wel iets bij voorstellen. Bij dolle paarden ook nog wel. Maar pionnen hoeven niet te proberen aan de koning te blijven plakken. Die schudt hij direct van zich af. Dolle pionnen zullen dus wel niet bestaan. Lopers heten in een andere taal bisschoppen en zullen gebonden zijn aan de grenzen van zedigheid van hun genootschap, zoals de laatste tijd uit vele schandalen is gebleken. Dus ook geen dolle lopers.
Niet-schakers kennen ook wel dolle torens. Iedereen weet dat er een in Pisa staat. Zo'n scheve, u weet wel. Wordt ook gebruikt als logo van PSV (Pisaner Schaak Vereniging). En dan, niet ver van Leerdam, in het Betuwse dorpje Acquoy, staat ook een scheefgezakte, dolle toren, een hele lompe. Aan de voet ervan vind je het graf van mevrouw Pisa. Hoe heeft mevrouw het verzonnen!
Maar nu terug naar de enige echte dolle toren. Dat is de dolle toren uit mijn jeugddromen, de dolle toren van mijn verlanglijstje, de dolle toren die ik alsmaar bleef vragen maar nooit heb gekregen, de dolle toren waarvan ik nu nog niet weet wat die is. Zo eindig ik heel gepast in een patstelling.
Tekst Cas Aubel Illustraties Frans Drummen
Schaakbeeld 46 verschijnt vanwege de krokusvakantie eerst op zaterdag 19 maart aanstaande.
|
|