De stokoude schaker

Schaakbeeld 64, zaterdag 17 september 2011
Standbeelden, ik kan er niet genoeg van krijgen. Het moeten natuurlijk niet van die standbeelden zijn die tijdens een revolutie omlaag worden getrokken en die buiten een revolutie ook het aanzien niet waard zijn. Wat ik al vele jaren mis, is een standbeeld voor de stokoude schaker.

Oud is in de schaakwereld niet populair, afgezien van het nog steeds bestaande respect voor Kortsjnoi. Het laatste Schaakmagazine dat ik zag leek meer op een jeugdblaadje dan op een blad voor schakers. Foto's van kinderen die schaken en foto's van tieners die schaken. Partijen van piepjonge schakertjes en geniale (dat wel) partijen van grootmeesters van onder de 18. Ouder lijkt taboe. De verhalen gaan telkens over de jongste grootmeester, of over de op een na jongste grootmeester, over het jeugdteam dat in de meesterklasse speelt, over talentvolle jonge schakers die op kosten van de Bond de hele wereld mogen afreizen om te schaken. Terwijl ze thuis toch ook heus wel een schaakbord met stukken hebben en daar tenminste op tijd in bed kunnen liggen.

De stokoude schaker dus. En dan denk ik in dit verband niet aan onze Frits. Die is in de negentig maar schaakt nog als een kievit. Stokoud is niet aan leeftijd gebonden. Ik denk aan die oude man (vrouwen zijn er voor zover ik weet niet in deze categorie) die op veel schaakverenigingen is te vinden, vooral op de minder pretentieuze schaakclubs. Op de clubavond komt hij altijd precies op dezelfde tijd binnen, steunend op zijn stok, met zijn eigen doos met stukken onder de arm recht op zijn vaste plek afstrompelend. Iedereen weet dat je daar niet moet gaan zitten. Als er op zijn plek toevallig geen bord klaar staat, stampt hij met zijn stok een paar keer stevig op de vloer, waarna de dienstdoende jongste schaker komt aangevlogen met een bord en ijlings de stukken voor hem opstelt. En o wee als die ijverige helper daarbij een fout maakt. Wanneer iemand hem vraagt waarom hij zijn eigen stukken meebrengt, is het vaste antwoord: "moet van de dokter glutinevrij".

Als de stokoude schaker eenmaal achter het bord zit, valt pas goed op hoe hij steeds meer op een van zijn stukken is gaan lijken. Het meest opvallend is zijn gezicht, dat uit hout gesneden lijkt. In de meeste gevallen zijn de gelaatstrekken nauwelijks te onderscheiden van die van een paard uit het schaakspel, evenals de houding van het hoofd. Ik heb het een keer meegemaakt dat zijn tegenstander naar dat hoofd greep in de mening een paardzet te doen!

De hand- en armbewegingen zijn hortend en stotend, in elke partij wel eens overgaand in een krachtige armzwaai waardoor alle stukken van het bord vliegen. Zijn geheugen is zwak geworden. Daarom heeft hij altijd een boekje bij zich. Daarin noteert hij alle zetten, voor zover hij die niet onmiddellijk is vergeten. Dat boekje is multifunctioneel: als hij zijn kopje koffie of zijn borreltje weer eens omstoot, gebruikt hij dikwijls dat boekje om het vocht te deppen.

Kan de stokoude schaker ook schaken? Ja, de stokoude schaker kan nog steeds schaken. Maar hij wint zelden of nooit, want hij wil niet weten van remise en gaat altijd door tot het bittere einde. Dat komt onder meer omdat hij behalve stokoud ook stokdoof is. Een remiseaanbod dringt niet tot hem door, en zelf zal hij nooit een dergelijk aanbod doen. Met genoegen gaat hij gewoonlijk strijdend ten onder. En als hij per ongeluk een keer wint, laat hij na afloop van de partij aan de tegenstander zien hoe die had moeten winnen. Daarbij houdt hij zijn rug altijd recht, voor zover zijn stramme leden dat toelaten. Er is geen beweging in hem te krijgen. Hij is zo star als een standbeeld.

Op de Grote Markt in Nijmegen is naast Mariken van Nimwegen nog wel een plekje vrij voor een standbeeld van De Stokoude Schaker. Ik zal hem daar graag eerbiedig groeten.

Tekst: Cas Aubel
Tekening: Frans Drummen