Een aantal jaren gelden, café Groenewoud was onze locatie, speelde ik tegen een tegenstander die beter was dan ik. Ik had geloof ik wit en van het begin af aan kwam ik beroerder te staan. Ik speelde voorzichtig, te voorzichtig, alles moest gedekt zijn. Mijn tegenstander zorgde ervoor dat ik steeds minder ruimte kreeg. Op een gegeven moment kon ik alleen nog een paard van de derde naar de eerste rij te bewegen. Maar opeens kwam daar een kans, mijn tegenstander zette een pion naar voren. De pion die mijn loper in de weg stond op de diagonaal naar zijn toren. Mijn tegenstander baalde en zei: "Je kon niets meer en dan vergeet ik die diagonaal." Ik bevestigde dat en zag dat ik inderdaad niets meer kon.
Waarom heb ik niet gezegd, als je iemand klem wil zetten, moet je geen kansen weggeven. Waarom ga ik mee in zijn beeld van de partij. Ik kom die tegenstander nog weleens tegen, hij speelt elders, maar hij groet me niet. Zelfs op een voorzichtig knikje krijg ik geen reactie. Dan kan ik het leven gaan zien als een schaakpartij. Waarom zet hij me nog steeds klem, door niet te reageren? Hoeveel zetten vooruit denkt iemand die je niet groet.
Als ik dit soort gedachtes heb laat ik schaakstukken even met rust.
Henk
|
|