Het nieuwe schaakseizoen nadert. Dat is voor menige schaakvereniging de tijd om het jaarverslag te presenteren op een algemene ledenvergadering. De onze zal plaatsvinden op dinsdag 13 september. Om alvast een beetje in de stemming ervoor te komen hier een column erover.
Frans Drummen |
Mijnheer Peters is vorige week 97 geworden. Hij woont al 15 jaar in een verpleeghuis. Zijn dochter komt hem elke dag even bezoeken, verder ziet hij alleen het verplegend personeel. Alleen in de laatste week van augustus is het doorgaans anders. Dan komen de voorzitter en de secretaris van zijn schaakclub bij hem op bezoek om persoonlijk het jaarverslag van de club af te geven. Mijnheer Peters is oud en fragiel (loopt slecht, bijna doof). Het lukt niet meer om zelf naar de Algemene Ledenvergadering te komen. De laatste keer was 15 jaar geleden. Toen was hij op de terugweg naar huis met de fiets gevallen. Heup gebroken. Sindsdien volgt hij alles bij de club op afstand. Hij is inmiddels 81 jaar lid, een absoluut record.
Hij kan zich zijn eerste Algemene Ledenvergadering nog goed herinneren. Hij was toen 16 en was als nieuwkomer bij de club schuchter en erg verlegen. Hij luisterde gespannen naar de discussies die hij eigenlijk niet zo goed begreep. Dat gevoel en zijn schuchterheid bleef al die decennia daarna hetzelfde in de vergadering.
Mijnheer Peters heeft een mild, zachtaardig karakter. Hij was en is altijd gechoqueerd geweest door kritische vragenstellers op de ledenvergadering. Kritiek op het bestuur zag en ziet hij als kritiek op zijn club. Dat doe je niet.
In de loop der jaren durfde hij zelf ook iets te berde te brengen, maar alleen in de rondvraag. Dan bedankte hij het bestuur voor hun goede inzet en het interessante mooie jaarverslag en sprak de hoop uit dat het eerste team dat komende jaar zou promoveren.
Zijn simpele bijdrage in de vergadering werd de eerste 10 jaar genegeerd, in de jaren daarna lichtelijk geamuseerd aangehoord, na 40 jaar glimlachend met applaus bejegend en na 60 jaar met tranen in de ogen door alle aanwezige leden in hun buik gevoeld.
Zijn status binnen de club is inmiddels ongeƫvenaard. Zelfs het chagrijnige lid dhr. A. Akkermans, die met iedereen in de club ruzie heeft en maakt, gaf hem de laatste jaren bij binnenkomst in de speelzaal een schouderklopje. Ongekend.
Een slim bestuur zorgde er ook voor dat mijnheer Peters voor de Algemene Ledenvergadering met een taxi werd opgehaald. Als hij er was zorgde dat voor een rustige, saaie vergadering. Kritiek op het bestuur was ondenkbaar, dat wilde niemand mijnheer Peters aandoen. Helaas voor het huidige bestuur kan mijnheer Peters, vanwege zijn fragiele gezondheid, die taxitocht en vergaderbijeenkomst de laatste jaren niet meer aan.
De jaarverslagen van de afgelopen 70 jaar staan, in clusters van tien jaargangen met leer ingebonden, prominent op het dressoir. Zijn dochter weet dat ze na zijn dood niet bij het oud papier gezet mogen worden. Wat er wel mee moet gebeuren weet mijnheer Peters ook niet precies. Hij mijmert over een schenking aan het Max Euwe Centrum. Hij begrijpt eigenlijk niet goed waarom zijn dochter de jaarverslagen niet zelf wil hebben en bewaren. Hij vermoedt dat zijn schoonzoon (geen schaker) daar achter zit.
Op deze bijzondere dag wil mijnheer Peters daar nu niet aan denken. Hij offreert de voorzitter en secretaris een borreltje. Dan is het zover. Hij krijgt het jaarverslag uitgereikt. Het zit, alleen voor hem, verpakt in cadeaupapier met een lintje erom heen. Het lintje en cadeaupapier wordt voorzichtig los gemaakt. Gladgestreken. Het jaarverslag wordt doorgebladerd en prachtig bevonden. Mijnheer Peters bedankt het bestuur voor al hun werk en goede inzet en hoopt dat het eerste team dit jaar gaat promoveren.
|
|