SMB 2 bijt van zich af

vrijdag 21 maart 2014
SMB 2 1721 - ASV 5 1890 3½-4½
1. Huub Jansen 1748 - Jochem Woestenburg 1981 0-1
2. Peter van den Berg 1701 - Erik Wille 1980 ½-½
3. Guus Alberts 1726 - Rene van Alfen 1848 ½-½
4. Eric de Ridder 1736 - Barth Plomp 1956 0-1
5. Hans van Leeuwen 1713 - Coen Mekers 1878 ½-½
6. Valentijn Phijffer 1691 - Martin Weijsenfeld 1919 ½-½
7. Frans van Baardewijk 1715 - Tony Hogerhorst 1822 1-0
8. Rolf van Geel 1740 - Albert Marks 1732 ½-½

SMB 2 heeft zich dinsdag 11 maart enigszins gerehabiliteerd in de wedstrijd tegen ASV 5. Afgaande op recente resultaten tegen tegenstanders van ongeveer gelijke sterkte als ASV 5, had het tweede team dik moeten verliezen, maar het werd zowaar spannend. Een gelijkspel was heel goed mogelijk geweest, gezien enkele plusremises van SMB'ers. De partijen:

Huub over zijn partij aan bord 1: "Tegen mijn tegenstander Jochem Woestenburg speelde ik een ongebruikelijke variant in het Frans. Als je een opening niet goed beheerst, moet je maar een inferieure variant spelen zal ik wel gedacht hebben; ik kan niet meer helemaal recapituleren wat er in mij omging toen ik besloot met een zwakke pion op e4 te spelen. Toch kreeg ik de beoogde activiteit, vrij stukkenspel en een interessant middenspel waarin we allebei op eigen kracht onze weg moesten zoeken. Maar uiteindelijk was de zelf toegebrachte zwakte voor mijn positie toch de Achilleshiel. Mijn tegenstander speelde koelbloedig en met vaste hand, slechts de zet Dh4 bracht hem even van slag. Toch opperde hij in de analyse een heel sterke voortzetting om te profiteren van deze woeste aanvalszet - een voortzetting die hij in de partij naliet. Onder druk van de vlag en met het naderende einde van mijn pion e4 in zicht, besloot ik tot een kamikaze-actie die verkeerd afliep. Ik gaf een kwaliteit, kreeg even een vleug van een aanval, maar de kwaliteit werd door Woestenburg (fraaie naam voor een schaker, een Jansen is in zo'n partij de natuurlijke underdog) onmiddellijk terug gegeven voor betere stelling en daarmee was het verhaal uit. Veel geleerd. Ik ga de variant vanzelfsprekend vaker gebruiken."


Aan bord 2 wist Peter knap remise te spelen tegen Erik Wille. Peter: "Mijn tegenstander won vanuit de opening een pion maar ik had meer dan voldoende compensatie. Met bijvoorbeeld 19.a4 b4 20.Tad1 kan wit verder op zoek naar winstkansen. Ik vervolgde echter met 19.Dc2? en met 19... Dg6! 20.Dxg6 hxg6 raakte ik het voordeel volledig kwijt. In het eindspel kreeg ik nog een pion in de schoot geworpen maar dat was niet voldoende voor de winst."

Guus over zijn partij aan bord 3: "Na de nederlaag tegen ASV 6 had ik geen stuk meer aangeraakt. Ik kreeg een Konings-Indische partij op het bord. Mijn tegenstander had ruimteoverwicht en zijn stukken waren beter ontwikkeld. Uiteindelijk moest ik afwikkelen naar een eindspel waarbij ik slecht stond en een pion verloor en later ook een kleine kwaliteit. Hij maakte een fout waardoor ik zijn a-pion op kon halen en een vrijpion kon creëren op de damevleugel. Mijn tegenstander had een eeuwig schaak gevonden met paard en toren. Dit was voldoende om ons de das om te doen."

Aan bord 4 had Eric lang een remiseachtige stelling, zij het dat zijn pionnen wat zwakker stonden. Eric: "In mijn partij tegen Barth Plomp kreeg ik al snel het initiatief. Echter wist ik het initiatief niet om te zetten in reëel voordeel en de partij kabbelde voort. Totdat ik op de 35e zet in totaal gelijke stelling zonder verklaarbare reden opeens een pion opspeelde waardoor een andere pion ongedekt kwam te staan. Weg pion, weg partij."

Bord 5. De tegenstander van ondergetekende kwam wat aarzelend uit de startblokken. Ik kwam met zwart vrij gemakkelijk door de opening. Na 12.Pxd5 Pxd5 13.Lxe5 heeft wit gewoon een pion gewonnen, zo lijkt het. Maar na deze zettenreeks was ik van plan om 13... Lxe3 te spelen. Behalve dat ik feitelijk de pion dreig terug te winnen (loper + paard voor toren + 2 pionnen), versplinter ik wits pionnenstructuur en maak ik diens koning kwetsbaar. Dit leek me dus een goede deal. Het leuke was dat dit precies zo gespeeld werd: 12.Pxd5 Pxd5 13.Lxe5 Lxe3 14.fxe3 Pxe3 15.Dd2 Nu zag ik plotseling dat 15... Pxg2 veel sterker was dan 15... Pxf1 omdat wit het paard (natuurlijk) niet kan pakken (16.Kxg2 Dd5). Zwart staat een pion voor en diens stelling is veel beter.


Wit kan nu vanwege de loper op e5 nog geen Txg2 spelen (Txg2 Lxg2 Kxg2 Dd5). De vraag was of ik het paard op g2 zou kunnen bevrijden. De beste zet voor wit was nu 16.Lb2 waarna zwart Txg2 niet meer kan voorkomen. Zwart staat dan een stuk achter, maar heeft wel een pion meer en een veel betere pionnenstructuur (slechts klein plus voor wit, zegt de computer). Wit speelde hier 17.Dc3, waarna zwart veel beter staat. Het paard kan ik nu ontzetten via 17... f6 18.Ld4 Te8. Er volgde: 17... f6 18.Ld4 Dd5 19.Dc4 Wit was ondertussen in tijdnood gekomen (8 minuten tegen 25 minuten ongeveer) en bood na Dc4 remise aan. Dit accepteerde ik, wat eigenlijk wel een beetje laf was, dat geef ik toe. (Maar Guus zei: "Doen, doen!!")


Aan bord 7 wist Frans zijn tegenstander strategisch te overspelen. "Buurman Rolf vreesde hier voor mijn leven. Zelf was ik behoorlijk tevreden met mijn stelling. Wit kan op de korte termijn weinig doen en ik had daardoor alle tijd om mijn stukken op de damevleugel te ontwikkelen en vervolgens dat arme pionnetje op d6 te gaan belegeren. Zo'n 12 zetten later was d6 verorberd en kon ik de witte a- en c-pion het leven zuur gaan maken. Wit leverde onderweg een kwaliteit in om enig tegenspel te creëren, maar de zwarte pionnenmeerderheid op de damevleugel ondersteund door een toren bleek sterker en leverde de winst op. Die kwam sneller dan verwacht toen mijn tegenstander (in tijdnood) de volgende combinatie over het hoofd zag:


42... Td1 43.Pc2 Td3 44.Kb2 b4 45.axb4 axb4 46.Pxb4 Tb3"


Aan bord 8 trof Rolf in Albert Marks dezelfde tegenstander als enige weken geleden, in die desastreuze wedstrijd tegen ASV 6. Rolf: "Ik speelde wederom tegen Alberts Marks, een oudere invaller uit het 6e team van ASV, van wie ik enige weken eerder nog smadelijk verloren had. Ik kreeg net als toen het beste van het spel, maar wist ook nu niet door te pakken. Typerend voor mijn spel de laatste tijd is onderstaande stelling. We zitten in een positie uit het late middenspel waarin ik de overgang naar een gunstig eindspel niet kan vinden. Ik zag allerlei spoken na een mogelijk vervolg als 16.Lxf5 gxf5 17.Df5 Kb8 18.Dxe5 Ka8 - vanwege een eventueel schaakje op e3 (na Te8) en de dreiging Dxh3. Ik hoef echter niet meteen te nemen op e5, maar kan de profylactische zet 18.Tae1 spelen, waarna na een eventueel Tf8 het dameschaakje op e5 erin blijft (met ruil van een toren op f8, en daarna met Kh2 de pion op h3 gedekt kan worden); ondertussen blijven de pionnen d3 en h3 voorlopig gedekt door de dame op f5. Dit idee was voor mij te moeilijk op kloppend te krijgen achter het bord. Bovendien werd ik verleid door een ander idee: Als ik mijn dame op f7 kan krijgen, dan is het mat toch ondekbaar? Een totaal verblindend optimisme moet zich meester hebben gemaakt van mij toen ik vanuit de gegeven stelling 16.Txf5?? speelde, en niet veel later ontdekte dat na 16... gxf5 17.Df7 mijn tegenstander 17... Db6 speelde. Ja, Rolf de pion op g6 blokkeert nu niet meer de weg van de dame. Een duidelijk voorbeeld van een "restbeeld" (van een pion op g6). Gelukkig speelde mijn tegenstander ook niet zijn beste schaak, want ik wist het zowaar nog remise te houden, na allerlei spectaculaire verwikkelingen. Opvallend was dat ik later nogmaals het (ogenschijnlijk ondekbare) mat met de dame op f7 probeerde, om toen te ontdekken dat een toren naar b6 kon, die zowaar de verdediging van b7 kon combineren met aanval via b2. Het was dus precies dezelfde zijdelingse activiteit van een zwaar stuk die mij ontgaan was."

Hans van Leeuwen