|
|
|
Siciliaans Deze zet werd in de 17e eeuw o.a. gespeeld door de Siciliaanse priester Don Pietro Carrera en dit was voor de Britse schaker Jacob Henry Sarratt de reden om deze verdediging het Siciliaans te noemen. Deze zet werd al in 1594 behandeld door Giulio Polerio in zijn boek over het schaken. Het Siciliaans is de populairste opening, waarschijnlijk omdat zwart al direct de stelling uit evenwicht brengt en daardoor vanaf de eerste zet op winst kan spelen. Najdorf Dit is de uitgangsstelling van het Najdorf. Het is één van de meest gespeelde en bestudeerde systemen in het Siciliaans. Deze opening is genoemd naar Miguel Najdorf en werd o.a. door Bobby Fischer en Garry Kasparov gespeeld. Zwart wil voorkomen dat wit een loper of een paard op b5 plaatst. Deze opening gaat vaak over in de Scheveninger en omgekeerd. Wit voorkomt b7-b5. Deze zet is een goede keuze voor de witspeler die niet veel theorie wil spelen. Wit moet nog bewijzen dat a2-a4 is nuttig in vergelijking met de 6.Le3 e5 7.Pf3 variant, maar in ieder geval kan de loper nu in 1 zet naar g5. Zwart voorkomt 9.Lc4. Het witte speel is gericht op het veld d5. Wit wordt bijna gedwongen de dames te ruilen. 12... Lg5 13.0-0 0-0 14.Pxg5 Dxg5 werd gespeeld in de partij Hou Yifan - Ju Wenjun (Hefei 2010). Zwart heeft een achtergestelde pion op d6 en het veld d5 is zwak. Daarentegen heeft hij het loperpaar. Op 14... Lxd5 volgt 15.Lxd5!? Txc2 16.Pc4! met compensatie voor de pion. De koning is veilig op d1, alwaar het een verdedigende taak heeft. Een strategische zet: zwart pakt ruimte op de koningsvleugel. 16.h4 is de natuurlijke voortzetting, de tekstzet is planloos. De zwarte pion mag niet naar h3. Wit moet het veld d5 opgeven, waarna zwart minimaal gelijk spel heeft. 18.Pb6 is ook mogelijk, maar na 18... Tc5 19.a5 Ph5 heeft zwart druk op de koningsvleugel. De witte g-pion is verzwakt en daarom opent zwart de g-lijn. De rol van de witte koning op de damevleugel is uitgespeeld en daarom speelt wit de koning naar f1, vanwaar het de pion op g2 dekt (Gata Kamsky - Veselin Topalov, Kazan 2011). |