|
|
|
Nimzo-Indisch Het Nimzo-Indisch werd in 1914 geïntroduceerd door Aron Nimzowitsch. In tegenstelling tot de meeste Indische openingen is er geen directe fianchetto. Met de tekstzet voorkomt zwart e2-e4 en wil hij wit een dubbelpion bezorgen. Rubinstein variant De Rubinstein variant is genoemd naar Akiba Rubinstein en wordt door wit het meest gespeeld in het Nimzo-Indisch. Wit gaat verder met zijn ontwikkeling voordat hij een plan trekt. Doordat er geen directe dreigingen zijn heeft zwart de keus uit vele mogelijkheden, waardoor deze variant strategisch één van de meest complexe systemen van alle openingen is. Deze normale ontwikkelingszet wordt het meest gespeeld. Met deze zet is één van de meest gespeelde varianten in de schaaktheorie op het bord verschenen. Klassieke variant Deze oude variant was mode tijdens het kandidaten-toernooi in Zürich in 1953. Het is één van de populairste varianten van het Nimzo-Indisch. Wit heeft een stabiel centrum en het loperpaar, terwijl zwart daarentegen de vrije hand heeft bij zijn ontwikkeling. Bovendien kan hij met e6-e5 het witte centrum aantasten. Zwart kan nu een vork geven op e4, maar met de tekstzet wil wit ruilen op e5. Zwart dreigt e5-e4 om op deze manier een afwikkeling in het centrum af te dwingen. Wit wil het centrum opnieuw in bezit nemen en tevens wil hij de loper op c1 activeren. Bovendien voorkomt hij Pg4. Zwart heeft meer ruimte, zijn ontwikkeling is harmonieuzer en hij heeft een betere pionnenstructuur. Wit heeft het loperpaar en een goed centrum. 23.Dd6!?  (Forintos)
Portisch - Spassky (Geneve 1977) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
