|
|
|
Grünfeld-Indisch Hoewel de Indische speler Moheschunder Bannerjee deze opening al in 1855 tegen John Cochrane speelde, is de opening vernoemd naar Ernst Grünfeld die de opening speelde in Wenen in 1922. Deze opening werd o.a. door Vasily Smyslov, Viktor Korchnoi, Bobby Fischer, Garry Kasparov en Vladimir Kramnik gespeeld. Zwart tast al meteen het witte centrum aan. Ruilvariant Wit heeft een imposante uitziend centrum en na de hoofdvariant 5... Pxc3 6.bxc3 wordt het alleen maar verstrekt. Zwart valt normaal het centrum aan met c5 en Lg7. Deze voortzetting werd al in 1924 door Alexander Alekhine voorgesteld, maar het werd pas in de jaren 30 van de 20e eeuw voor het eerst gespeeld. Het paard is op e2 minder actief dan op f3, maar wit hoeft zich nu geen zorgen te maken om Lg4. Deze zet lijkt zinloos omdat wit met 11.f3 kan antwoorden. Zwart wil echter dat de diagonaal b6-g1 geopend wordt. Zwart wil graag de loper op g4 terugtrekken naar e6 en daarom wil hij de loper op c4 verjagen van de diagonaal a2-g8. Voordat zwart zijn loper naar e6 speelt opent hij eerst de lange diagonaal. Zwart is klaar om Pc4 te spelen. De oude hoofdvariant. Deze scherpe variant werd in 1954 in Kiev geïntroduceerd door Efim Geller in zijn partijen tegen Andor Lilienthal en Georgy Ilivitzky. Wit geeft zijn a-pion voor een sterk centrum. Een idee van Viswanathan Anand. Op deze manier krijgt zwart zijn loper achter de f3-e4-d5 pionnenketen. Wit wil het veld e6 verzwakken om vervolgens zijn paard via d4 daar naar toe te spelen. Gedwongen. 18... Lf7!? Wit heeft goede compensatie voor de pion, echter er zullen slechts weinig witspelers zijn die graag een eindspel spelen met een pion minder en twee verbonden vrijpionnen voor zwart. |