|
|
|
Konings-Indisch Zwart geeft wit controle over het centrum zodat hij het later kan aanvallen met e7-e5 of c7-c5. Tot de jaren 30 van de 20e eeuw werd dit plan met wantrouwen bekeken, totdat door drie sterke Oekraïense schakers (Alexander Konstantinopolsky, Isaac Boleslavsky en David Bronstein) met hun analyses en partijen het Konings-Indisch populair werd. Daarna hebben o.a. Garry Kasparov, Bobby Fischer en Mikhail Tal het Konings-Indisch gespeeld. Het meest natuurlijke. Zwart voorkomt 5.e5. Dit is de hoofdvariant van het Konings-Indisch. Averbakh variant Deze variant werd populair dankzij de beroemde partij Y. Averbakh - O. Panno (Buenos Aires 1954). Wit voorkomt e7-e5. Weliswaar kan zwart na 6... h6 7.Le3 alsnog 7... e5 spelen, maar de zwarte h-pion staat beter op h7 dan op h6. Voordat zwart verder gaat met e7-e6 wil hij eerst de penning van het paard op f6 opheffen. Door de pion op d6 aan te vallen hoopt wit e7-e6 te voorkomen. Wit neemt het pionoffer niet aan. In het Konings-Indisch is de meest actieve zet meestal ook de beste zet. Deze stelling is moeilijk te beoordelen. Wit heeft weliswaar een initiatief op de koningsvleugel, maar zijn stukken werken niet goed samen. Zwart heeft geen moeite zichzelf te verdedigen. |