|
|
|
Konings-Indisch Zwart geeft wit controle over het centrum zodat hij het later kan aanvallen met e7-e5 of c7-c5. Tot de jaren 30 van de 20e eeuw werd dit plan met wantrouwen bekeken, totdat door drie sterke Oekraïense schakers (Alexander Konstantinopolsky, Isaac Boleslavsky en David Bronstein) met hun analyses en partijen het Konings-Indisch populair werd. Daarna hebben o.a. Garry Kasparov, Bobby Fischer en Mikhail Tal het Konings-Indisch gespeeld. Het meest natuurlijke. Zwart voorkomt 5.e5. Dit is de hoofdvariant van het Konings-Indisch. Klassieke variant De Klassieke variant is het favoriete wapen tegen het Konings-Indisch. Het werd al in de jaren 20 van de 20e eeuw gespeeld door Edgard Colle. Wit kiest een klassieke opzet met Pf3 en Le2. Nadat hij het centrum heeft bezet, stelt hij een agressieve actie uit totdat hij klaar is met ontwikkelen. Meestal vervolgt zwart met 6... e5, maar soms speelt hij iets anders om de ruilvariant te voorkomen die op het bord verschijnt na 6... e5 7.dxe5. Zwart tast het witte centrum aan. Mar del Plata variant Deze variant werd al sporadisch gespeeld in de jaren 30 en 40 van de 20e eeuw, maar het werd pas in 1952 op het hoogste niveau gespeeld. In dat jaar won Mark Taimanov met wit met deze variant twee partijen tijdens het Russische kampioenschap. Echter een jaar later, tijdens het Mar del Plata toernooi in Argentinië, won Svetozar Gligoric met zwart met deze variant eveneens twee partijen. Zwart is klaar voor een aanval op de koningsvleugel. Wit moet nu zijn verdediging op orde krijgen en vervolgens moet hij tegenspel op de damevleugel creëren. Wit wil Ph5 voorkomen en tevens bereidt hij f2-f3 voor. Vervolgens wil wit zijn paard naar d3 spelen, vanwaar het c4-c5 ondersteunt en de velden b4, f4 en e5 controleert. Zwart wil snel f7-f5 spelen. 9... Pe8 met hetzelfde idee is ook mogelijk, maar op d7 bemoeilijkt zwart de opstoot c4-c5. Tevens wordt f2-f4 minder aantrekkelijk, omdat zwart dan zijn paard naar e5 kan spelen. Vroeger was dit de hoofdvariant, tegenwoordig is het een beetje ouderwets. Zwart kan het paard op b5 niet winnen met 16... Db6 vanwege 17.Pf2 en de loper op e2 dekt het paard. Wit wil Pc7 spelen. 18... a6 verzwakt het veld b6 waarvan wit kan profiteren met Pa3-c4 en La5. 19... Ld7!? Wit wil zijn torens verdubbelen op de c-lijn. Bovendien dekt wit met deze zet indirect de pion op g2. Zwart wil eerst het witte paard op b5 wegjagen voordat hij verder gaat met g5-g4. Wit heeft geen tijd om Tfc1 te spelen. Met een komend g5-g4 moet hij de optie open houden om het zwarte paard op h4 te slaan en bovendien moet hij de tweede rij vrijmaken voor de toren op c2. Wit heeft de aanval op de koningsvleugel afgeslagen en zwart moet zich nu verdedigen op de damevleugel. De stelling is dynamisch in evenwicht. |