|
|
|
Spaans Het Spaans is genoemd naar de Spaanse priester Ruy López de Segura. Hij maakte in 1561 een schematische studie van schaakopeningen in zijn boek "Libro del Ajedrez". Daarvoor werd deze opening al behandeld in het Göttingen manuscript van rond 1490. Pas halverwege de 19e eeuw werd het Spaans populair dankzij Carl Jaenisch. Deze zet wordt het meest gespeeld. Zwart wil de witte loper op b5 wegjagen. Deze zet is minder onschuldig dan het lijkt. Wit stelt d4 uit totdat duidelijk is welke opstelling zwart kiest. Wit heeft een flexibele stelling. Hij kan op de damevleugel spelen met a4 of hij kan het paard op b1 omspelen naar g3. Hij kan ook langzaam het centrum bezetten met c3 en d4. Deze vreemde maar succesvolle zet werd voor het eerst gespeeld door Daniel King. Wit is klaar om d3-d4 te spelen zonder eerst h2-h3 te spelen, terwijl de zwarte stukken onhandig zijn opgesteld. Wit heeft gecentraliseerde stukken en een beter centrum. Een teken dat er iets mis is gegaan. Wit begint een gevecht om het initiatief. Onnauwkeurig. Wit krijgt nu het loperpaar zonder dat zwart tegenspel krijgt. Met een sterk centrum en het loperpaar valt wit direct aan. M. Carlsen - V. Topalov (Nanjing 2010) |