|
|
|
|
Drinkpatroon van de schaker
Schaakbeeld 35, zaterdag 11 december 2010 |
|
|
|
Ooit leek het mij een geschikt onderwerp voor een proefschrift, maar de professoren vonden dat niet wetenschappelijk genoeg. Bij drinkpatroon van de schaker als onderwerp voor een "proef"schrift dacht ik dan met een bescheiden maar tegelijk trotse glimlach van genoegen aan de aanhalingstekens die dat proefschrift tot iets bijzonders zouden moeten maken. Maar afgezien van het bezwaar van de professoren doemde er gaandeweg een bijna onoverkomelijk probleem op: wat is er voor bijzonders aan het drinkpatroon van de schaker?
Kort voordat de wedstrijdleider achter de spelers aan gaat zitten om ze achter de borden te krijgen, is het bij de bar een (drinken) dringen van jewelste. Koffie. Allemaal willen ze koffie. Op de kwaliteit ervan wordt niet gelet. Degenen die, met de jas nog aan, komen binnenstormen om hun eerste zet te doen en de klok in te drukken missen hun eerste koffie. Toch daalt opeens een grote rust over hen neer. Zij kijken eens rond wie er allemaal zijn, doen op hun gemak hun jas uit, gaan zitten, en ontdekken dan pas wie deze avond hun tegenstander is.
"Koffie?", is dan hun eerste contact. Nooit "Thee?" Mij hebben ze tenminste nooit aan het begin van een partij gevraagd of ik thee wil. Nou drink ik in de avond, en zeker niet omstreeks acht uur, geen thee, maar het is toch opvallend dat die vraag zelfs niet wordt gesteld. "Koffie?" Of soms "Wat wil je drinken?" Of "Wil je wat drinken?" Maar op die vragen wordt maar één antwoord verwacht: "Koffie!" Wanneer ze mij op die vraag antwoorden: "Cola", ben ik onmiddellijk van slag af. En zeker wanneer ze daar ook nog aan toevoegen "Light". Er is een tijd geweest dat ik absoluut niet wist wat cola of cola light was. Gelukkig wist de barkeeper het wel, zodat ik toch aan de wens van mijn tegenstander kon voldoen.
Het is overigens niet allemaal koffie wat de klok slaat. Wanneer je goed rondkijkt, zie je er altijd wel één of twee: stille drinkers. Ze zeggen niets, maar dragen stilzwijgend hun biertje naar het bord. Meteen al vanaf het begin van de partij. Ik hoop in een dergelijk geval altijd, als het mijn tegenstander is, dat ze het stevig op een drinken zetten. Dat biedt mij kansen in de partij. Maar dat gebeurt zelden. Soms staat het biertje tot in den treure te verschralen en blijft het tot aan het einde van de partij onaangeroerd naast ze. Die partij hebben ze dan bijna altijd gewonnen. Of verloren. Dat hangt er vanaf. Waarvan af? Dat is onduidelijk.
Eén van mijn regelmatige tegenstanders drinkt altijd na zijn kopje koffie nog één drankje: cassis. Ik heb nooit casis in huis. Weet ook niet hoe het smaakt. Maar vermoedelijk is het gezond. Fris. Fruitig. Anderen, maar het zijn er niet veel, drinken na hun koffie een glas wijn. Dat zijn naar mijn indruk de deftige schakers. Geen echte fijnproevers. Ze zitten niet te genieten van hun wijn maar drinken gewoon hun wijn. Dat kan bij schaken ook moeilijk anders. Genieten doe je van je spel. Of niet genieten. Dat hangt er vanaf. Waarvan af? Dat is onduidelijk.
Ik sla de appelsappers, de chocomelkers, de bitter lemons en nog een paar frisse drinkers maar over. Over thee drinkende schakers zou een aparte column op zijn plaats zijn. Evenals over de bitterballen. Maar die drink je niet en vallen dus eveneens buiten het drinkpatroon.
De belangrijkste drinkers onder de schakers heb ik voor het slot bewaard: de jenever drinkers. Het zijn er niet veel, maar het is een verstokte kleine kern met een uiterst bescheiden glaasje. Meestal wachten ze met hun drankje tot na het einde van de partij. Het lijkt hun beloning voor de gespeelde partij, ongeacht de afloop ervan, en misschien ervaren zij dat ook wel zo. Zij behoren tot de categorie post-drinkers, de na-afloop-drinkers. Schakers drinken het meest ontspannen tijdens de analyse van hun partij met de tegenstander. Dan komt er zelden nog koffie aan te pas.
En dan gaan de schakers naar huis. Is hiermee hun drinkpatroon volledig geschetst? Er bestaat een vermoeden dat bij deze en gene schaker het drinken dan eerst begint. Om een overwinning te vieren? Of om het verdriet te verwerken om die stomme nederlaag terwijl de winst voor het grijpen lag? Of vindt er helemaal geen verwerking plaats? Dat hangt er vanaf. Waarvan af? Ook dat is onduidelijk. Tekst: Cas Aubel Tekeningen: Frans Drummen
Volgende schaakbeeld: Tweepaardenspel in de nahand.
|
|
|
| |
|
|