En Passant 6

woensdag 5 april 2017
Schrijf dit stukje op 20 februari, een dag voordat het plaats gaat vinden. Morgen ga ik in een ander tijdsformat spelen. Normaal speel ik geloof ik 1 uur en 40 nu is het 1 uur 20 of zoiets. Een paar weken kwam iemand aan me vragen of ik bereid was tegen een leerling van hem te spelen. Dat moest in een ander tempo, omdat zij jong is. Ik zei dat ik daar niet toe bereid was, maar liet daarop volgen dat het een grapje was. Natuurlijk speel ik in dat andere tempo.

Nu een dag voor de match denk ik: had ik niet voet bij stuk moeten houden? Had ik zo onder de partij uit kunnen komen? Ik ben, denk ik, een halve eeuw ouder dan zij, en ik ga er aan. Ik voel het. Zal ik ziekte simuleren? Als ik maar normaal doe. Geen denigrerende opmerkingen maken. Niet zeggen ik kon je vader zijn. Mijn kinderen zijn trouwens ouder. Als ik achter sta moet ik gewoon net als bij elke andere speler van een bepaalde rating opgeven. Niet tot einde willen doorspelen. Maar ik zal wel gaan voor remise.

Als ik de kans krijg zal ik drie keer dezelfde stelling op het bord willen zien. Vanaf het begin van de partij zal ik kijken of de kans op zetherhaling mogelijk is. Ga voor het halfje. Denk dat ik niet kan verdragen dat een meisje me van het bord gaat schuiven, als ik de aanval kies. Ben als de dood dat ik ergens tijdens de partij denk dat ik een kans heb. Dat ik in mijn gedachte een winnende wending heb. Na die zet zal ze op rustiger mijn wijze mijn stelling fileren.

Dat is mijn angst en nu ga ik oefenen en wel op de Nimzo-Indisch. Als zij die niet speelt zal ik me even terugtrekken. Dan zou ik willen opgeven, maar ik zal doorgaan.

Terugkijkend nu vind ik dat ik in de partij te ruig. Niet goed, maar zij maakte een fout en daardoor won ik heel snel. Onterecht want ik maakte een fout, dat zij nog meer in de fout ging is mijn geluk. In het naspelen van de partij liet ik wel twee keer de stukken van het bord vallen. Kortom zelfs na de partij gierden de zenuwen nog door mijn lijf.

Henk