Koker 46

vrijdag 7 maart 2008
Geluk jubelt in mijn keel. Ik ben volgens Erik Hoeksema een ware topspeler! Onlangs viel weer dat blaadje “Schaakmagazine” in de bus. Mijn trouwe lezers weten hoe ik daarover denk. (Wie het niet meer weet, kan eventjes de 45 voorafgaande KOKERS doorbladeren). Maar nu las ik op bladzijde 6 van het genoemde blaadje dat geduld in een iets betere stelling een belangrijk kenmerk is van de ware topspeler. Nou, dat geduld heb ik. En een enkele keer heb ik ook wel eens een iets betere stelling. Meestal heb ik een veel betere stelling, en vaak ook een veel slechtere stelling. Maar als ik eens een keer een iets betere stelling heb, dan heb ik heel veel geduld. Anders trouwens meestal ook.

Hoeveel van dergelijke topspelers zouden we eigenlijk hebben bij SMB? Wie dat wil weten moet zorgen dat hij tot laat op de speelavond in Groenewoud blijft. Wie dan nog achter de borden zitten, zijn de geduldigen. Meestal hebben die allemaal een iets betere stelling. De laatsten die nog spelen mogen zich meestal verheugen in grote belangstelling. Het is dan eindspelenfeest. Ik ben gek op eindspelen. Twee koningen, aan beide zijden een handjevol pionnen (vooral niet te veel), en een enkele keer ook nog een stuk erbij. Dat is smullen geblazen. Veel overzichtelijker dan al dat materiaal op het bord. Je hebt van die spelers die ’s-avonds om elf uur nog steeds niets hebben geslagen of afgeruild. De stellingen die dan op het bord staan zijn veel te ingewikkeld voor een eenvoudige schaker. De topspelers komen pas na elven te voorschijn: een iets betere stelling, en geduld. Ik ga dinsdagavond eens tellen hoeveel van dergelijke topspelers we eigenlijk hebben.

Koker