| ||||||||
We waren nauwelijks drie kwartier bezig toen er enig rumoer aan de tafel naast mij opborrelde, waar Peter Groenewald met zijn tegenstander C. Lindeman speelde. C. Lindeman gaf namelijk al op de 16e zet op. Ik vroeg Peter of zijn tegenstander zijn dame misschien had laten instaan of mat gezet was. Een begrijpelijke "opgeefreden". Dat was echter geenszins het geval. Hij stond "slechts" 1 pion en 1 paard achter. Op dat moment, ik was druk bezig met mijn eigen partij en kon hun partijachtergrond niet bekijken, vond ik het heel gek dat iemand dan niet doorspeelt. Altijd tot de laatste kans doorknokken, je weet nooit hoe een koe een haas vangt. Op het eind van de avond snapte ik echter heel goed waarom de tegenstander van Peter zo snel opgaf. Het ging om een voorbeeld van dubbele schaakblindheid die een normale vechtmoraal (nodig bij materiaalachterstand) tot in de vezels aantastte. Als je geen moraal meer hebt is doorspelen zinloos... Ter illustratie. Het is misschien wat snel, maar in de psychologie van het spel snap ik het volkomen. Je hebt al onnodig een pion weggegeven, denkt een actieve bevrijdende tegenzet te doen en dan blijkt dit alweer een onnozele kinderlijke zet die je zomaar een paard kost waarvoor je niks terug krijgt. Het is een blamage voor je speeltrots. Ik was blij voor Peter en voor ons team van SMB aangaande het resultaat 0-1, maar voelde echt wel mee met dit Arnhemse schaakleed. Jan Schillings streed op bord 2 een echte afruilwedstrijd met zijn tegenstander. Stukken werden geruild, geruild, geruild... totdat de essentie werd teruggebracht tot een strijd tussen een loper (van Jan) en een paard (Arnhemse tegenstander). De loper van Jan kwam steeds beter te staan, de koning van zijn tegenstander daarbij steeds beknelder. Op den duur, kwestie van lange adem, kon Jan het afmaken en won mooi. Stand 0-2 voor ons. De partijen Evert Niessen en Willem Dentz kenden ongeveer eenzelfde verloop. Het ging lang gelijk op, maar beiden kwamen 1 ,en op den duur 2 pionnen, achter. Met een schuin oog hield ik hun partijen in het oog , zag dat ze het in het eindspel moeilijk zouden krijgen. Hun dappere en uiterste verweer gaf hoop. Misschien een halfje uit deze beide partijen. De extra pionnen van de tegenstanders werden echter vrijpionnen en deze schoven steeds verder op. Geen houden meer aan. Beide partijen gingen voor ons verloren. Stand 2-2. Op mijn eigen partij (geweigerd damegambiet met zwart) kijk ik tevreden terug. Mijn tegenstander en ik maakten er een positionele partij van met veel wendigen in het spel. Het was steeds een wankel evenwicht dat voordurend nieuwe keuzes vroeg. Wel of niet slaan? Wel of niet doorschuiven? Wel of niet blokkeren? Wel of niet aanvallen? Het was spannend. Ik heb het idee dat er goed gespeeld is (van beide kanten geen fundamentele fouten, soms originele zetten). Mijn tegenstander had op het eind van de partij iets meer druk, maar ik meer tijd op de klok. Uiteindelijk, tot beider tevredenheid , besloten tot remise. Stand; 2.5 – 2.5. Henny Goverde. Hij werd de "man of the match". In het Morra-gambiet van de Siciliaanse opening (1.e4 c5 2.d4 cxd4 3.c3 dxc3 4.Pc3) kwam hij met wit goed uit de verf. In het eindspel kreeg Henny overwicht. Beide spelers twee torens. Henny een loper extra tegenover zijn tegenstander twee pionnen extra. Na afruil van de helft van de torens leek het nog spannend te gaan worden. Maar gelukkig voor SMB overzag De Toren een geslaagde schaakzet van Henny’s loper. Deze loper viel, met gelijk schaak, de ongedekte vijandelijke toren aan. Hij won dat stuk daardoor. Zijn tegenstander zag in dat verder spelen geen zin meer had. Einduitslag; 2.5 – 3.5 voor ons. In de auto van Evert, op de terugweg naar Nijmegen, hebben Evert, Peter en ik nog druk gefilosofeerd. Niet zozeer over de gespeelde partijen zelf, als wel over de filosofische vraag waardoor het toch komt dat je, zowel in het dagelijkse leven als in het schaakspel, dikwijls "handelt tegen beter weten in". De Griekse filosofen Socrates en Aristoteles schijnen zich al over deze vraag te hebben gebogen. Het voert te ver om de discussie hier te herhalen. We kwamen wel tot de conclusie dat emotie, intuïtie, iemands karakter en dadendrang, en de interpretatie van feiten en ideeën, belangrijker zijn dan "pure ratio". Tijdens de speelavond bij schaakclub De Toren hadden we hiervan de nodige voorbeelden gezien. Frans Drummen (stukje is opgedragen aan C. Lindeman) | ||||||||